-
1 to project beyond
uitsteken boven -
2 get above oneself
boven zichzelf uitsteken, boven zichzelf uitkomen, jezelf er emotioneel niet bij betrekkenget above oneself -
3 dominer
dominer [dommienee]1 (over)heersen ⇒ de overhand hebben, in de meerderheid zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overheersen ⇒ beheersen, bedwingen♦voorbeelden:dominer la situation • de toestand meester zijndominer le tumulte • boven het lawaai uitkomenil domine de beaucoup le reste de l'équipe • hij steekt met kop en schouders boven zijn ploeggenoten uitv1) (over)heersen, beheersen -
4 überragen
-
5 herausheben
-
6 culminer
-
7 déborder
déborder [deebordee]1 overlopen ⇒ overvol zijn, overstromen♦voorbeelden:cet enfant déborde de vie et de santé • dat kind is zeer levendig en blaakt van gezondheidje suis débordé (de travail) • ik ben overstelpt met werk, ik heb het razend druk→ goutteII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitsteken uit, buiten, boven♦voorbeelden:v1) overstromen2) uitsteken (boven, buiten)3) lostrekken, afhalen [dekens]4) omtrekken [leger] -
8 hervorragen
-
9 overtop
v. hoger zijn/worden dan, zich verheffen/uitsteken boven; overtreffen, belangrijker zijn dan, voorbijstrevenovertop1 hoger zijn/worden dan ⇒ zich verheffen boven -
10 beherrschen
-
11 выделяться
v1) gener. opvallen, loskomen, zich afscheiden, afsteken, de kroon spannen2) liter. uitblinken, uitsteken (boven-íàä) -
12 excel
-
13 excellence
n. zich onderscheiden, uitsteken boven; een goede eigenschap[ eks(ə)ləns] -
14 shoulder
n. schouder; berm--------v. duwen (met de schouders), dringen; zich (een weg) banen; op zijn schouders nemenshoulder1[ sjooldə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a shoulder of lamb • een lamsbout¶ put/set one's shoulder to the wheel • zijn schouders ergens onder zetten, ergens hard aan werken〈 informeel〉 (straight) from the shoulder • op de man af, recht voor z'n raap————————shoulder2♦voorbeelden:shoulder people aside • mensen opzij duwen met de schoudersII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 shoulder a great burden/responsibility • een zware last/verantwoording op zich nemen -
15 stand head and shoulders above
-
16 émerger
émerger (de) [eemerzĵee]〈 werkwoord〉1 opduiken (uit) ⇒ bovenkomen (in), opdoemen (in), uitsteken (boven), aan de oppervlakte komen2 aan het licht komen ⇒ aan de dag treden (uit), te voorschijn treden (uit)v(de) te voorschijn komen (uit) -
17 dépasser
dépasser [deepaasee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 passeren ⇒ voorbijgaan, inhalen2 groter zijn dan ⇒ uitsteken ten opzichte van, langer duren dan4 overschrijden ⇒ te boven gaan, te buiten gaan♦voorbeelden:→ borneêtre dépassé par les événements • de situatie niet meer aankunnencela me dépasse • daar kan ik niet bij, dat gaat me boven de petv1) uitsteken2) inhalen4) overtreffen5) overschrijden, te boven gaan -
18 über
über1♦voorbeelden:1 dafür hatte er immer was über • dat lag, zinde hem altijd wel¶ eine Sache über sein • iets beu zijn, genoeg van iets hebben————————über2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 über hundert Gäste • over de, meer dan honderd gastenüber zwanzig Jahre (alt) sein • boven de twintig zijn————————über3〈voorzetsel + 3,4〉3 〈voorzetsel + 3〉aan de overkant, overzijde van ⇒ aan de andere kant van, over6 〈voorzetsel + 4; regionaal〉over, in♦voorbeelden:über den See schwimmen • het meer overzwemmenüber die Straße gehen • de straat, weg overstekenfroh über eine Sache • blij om, verheugd over ietsüber eine Sache hin(aus), hinüber • over iets heenein Sieg über jemanden • een overwinning op iemanddie Lampe hing über dem Tisch • de lamp hing boven de tafeler hängte die Lampe über den Tisch • hij hing de lamp boven de tafelüber eine Sache emporragen • boven iets uitsteken3 über den Bergen • aan de andere kant van de bergen, over de bergenüber das Wochenende ans Meer fahren • het weekend naar zee gaanüber eine bestimmte Zeitspanne (hinweg) • gedurende een bepaalde tijdeine Dummheit über die andere • de ene stommiteit na de andere8 über dem Lärm aufwachen • door, van het lawaai wakker worden¶ pfui über dich! • foei (jij, voor jou)! -
19 overhang
n. overhangend gedeelte--------v. uitsteken; hangen over/bovenoverhang1————————overhang2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 boven het hoofd hangen ⇒ voor de deur staan, dreigen -
20 tower
n. toren--------v. uittorenen (boven), (hoog) uitstekentower1[ tauə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 torengebouw ⇒ toren/kantoorflat♦voorbeelden:¶ tower of strength • steun en toeverlaat, rots in de branding————————tower2〈 werkwoord〉
Страницы
- 1
- 2